VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Deze week zal de ECB vrijwel zeker niets veranderen aan zijn beleid. Maar de geesten worden ondertussen wel klaargestoomd voor nieuwe maatregelen later dit jaar. De tweede-ronde-effecten die deze moeten bezweren blijven moeilijk te vinden

Bloomberg vroeg economen wat hun verwachtingen zijn van het ECB-beleid. Meer dan 60 procent denkt dat ECB-president Mario Draghi nog niet klaar is met het nemen van maatregelen die de inflatie moeten opvoeren en deflatie moeten voorkomen.

De noodzaak hiervoor is en blijft echter twijfelachtig. De inflatie in de eurozone is inderdaad laag, of zelfs afwezig. Maar de belangrijkste oorzaak daarvan zijn de gedaalde energieprijzen. Op een bepaald moment verdwijnt het effect van die daling uit de cijfers en keert de inflatie dus bijna automatisch terug richting de gewenste 2 procent.

Het gaat Draghi en de zijnen dan ook om het voorkomen dat er tweede-ronde-effecten ontstaan, dat de prijzen van andere goederen en diensten niet stijgen of zelfs dalen omdat mensen niet meer zouden geloven dat die weer naar de 2 procent gaat.

In een speech vorige week noemde Draghi onder meer een lage loongroei en een daling van de vraagprijzen voor goederen en diensten. Maar een blik op dit soort cijfers laat zien dat het, bijna twee jaar na de start van het eerste opkoopprogramma zoeken is naar bewijs van het bestaan van de zo gevreesde effecten.

In de eurozone lagen de arbeidskosten per uur in het laatste kwartaal van vorig jaar namelijk 1,3 procent hoger dan een jaar eerder. Er is dus geen sprake van loondalingen in de eurozone. Sterker, de loonstijging was in 2015 gelijk aan die in 2014.

Voor de producentenprijzen geldt dat deze al ruim drie jaar in een neerwaartse trend zitten. Dat was aanvankelijk puur een gevolg van dalende energieprijzen, maar sinds vorig jaar zomer dalen ook de producentenprijzen los van energie.

Het gaat dan wel om halffabricaten en niet-duurzame consumptiegoederen. De prijzen van kapitaalgoederen en duurzame consumentengoederen stijgen nog wel. Het gaat hier dus om relatief laagwaardige goederen die waarschijnlijk grotendeels worden geïmporteerd van buiten de eurozone. Dat betekent dat het stukje deflatie dat er is, in feite geïmporteerde deflatie is.

Ondertussen zijn er andere signalen die eerder een waarschuwing zijn van te snel stijgende prijzen dan van deflatie. De huizenprijzen in de eurozone stegen in het vierde kwartaal van bijvoorbeeld met 2,4 procent op jaarbasis. Dat was de sterkste stijging sinds de financiële crisis.

Tegelijkertijd groeit de geldhoeveelheid M3 al sinds begin 2015 met ongeveer 5 procent op jaarbasis. De kredietverstrekking aan consumenten en bedrijven groeit ook het sterkst sinds de eurocrisis. Let wel: de verbeteringen op dit vlak dateren van voor de start van het opkoopprogramma van staatsobligaties.

Het effect van de lage energieprijzen gaat op een zeker moment uit de inflatiecijfers verdwijnen. De gevreesde tweede-ronde-effecten zijn er eigenlijk niet. Ondertussen stijgen de huizenprijzen en groeit de kredietverstrekking. Eigenlijk is er geen reden waarom de ECB nieuwe maatregelen zou moeten nemen komend najaar. Toch is dit waarschijnlijk wat er gaat gebeuren.